telefoonnummer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·foon·num·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord telefoonnummer telefoonnummers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het telefoonnummero

  1. (telecommunicatie) een uniek nummer toegewezen aan een telefoonaansluiting, waarmee naar deze aansluiting gebeld kan worden
    • Onder welk telefoonnummer bent u bereikbaar?. 
     Ik had geen idee wat zijn echte naam was en had ook geen telefoonnummer van hem, maar het voelde altijd vertrouwd om te weten dat hij ergens voor of achter me liep.[1]
     Ik heb het telefoonnummer van meneer de baron nodig en dan ga ik naar de club om te bellen.[2]
Schrijfwijzen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142