schenking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schen·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schenking schenkingen
verkleinwoord schenkinkje schenkinkjes

Zelfstandig naamwoord

de schenkingv

  1. het schenken
  2. de materiële of immateriële zaken die worden geschonken
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen