googelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goo·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Verbalisering van de naam Google.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
googelen
googelde
gegoogeld
zwak -d volledig

Werkwoord

googelen

  1. overgankelijk naar informatie zoeken op het internet, m.n. met Google
    • Tegenwoordig kun je zowat alles googelen. 
Schrijfwijzen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 september 2019 Weblink bron Gearchiveerde versie
    Christopher Bergma
    “Met de ‘g’ van ‘googelen’” (1 september 2019) op isoglosse
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be