geologie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • geo·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aardkunde’ voor het eerst aangetroffen in 1813 [1]
  • met het voorvoegsel geo- en met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord geologie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de geologiev

  1. (aardrijkskunde) wetenschappelijke discipline die zich bezighoudt met alles wat te maken heeft met de bouw en ontwikkeling van de aardkorst
    • De geologie van Europa. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

geologie

  1. (wetenschap) geologie; wetenschap van de geschiedenis van de bouw en ontwikkeling van de aardkorst


Sallands

Zelfstandig naamwoord

geologie

  1. (wetenschap) geologie; wetenschap van de geschiedenis van de bouw en ontwikkeling van de aardkorst


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gɛɔlɔgɪjɛ/
Woordafbreking
  • geo·lo·gie

Zelfstandig naamwoord

geologie v

  1. (wetenschap) geologie; wetenschap van de geschiedenis van de bouw en ontwikkeling van de aardkorst
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen

Verwijzingen

Meer informatie