fakkel

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Fackel
Twee kinderen met fakkel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fak·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toorts’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Oude ontlening, via vulgair Latijn facla, aan klassiek Latijn facula [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fakkel fakkels
verkleinwoord fakkeltje fakkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de fakkelv / m

  1. staaf of stok die aan de bovenkant in een brandbare stof gedrenkt is, brandend zorgt het voor verlichting
     Aan de overkant van de gracht sluimerden de ommuurde tuinen van Papadopoli, waar gemaskerde gasten van geheime feesten bij het vuur van fakkels als schimmen verschenen, gehuld in de zwarte mantel van de nacht.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Uitspraak

IPA: / ˈfɑgəl /

Woordafbreking
  • fak·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Fackel, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord facula (= kleine fakkel) komt en de verkleinvorm van fax (= fakkel) is
Naar frequentie 22939
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fakkel     faklen
ook: fakkelen  
  fakler     faklerne  
genitief   fakkels     faklens
ook: fakkelens  
  faklers     faklernes  

Zelfstandig naamwoord

fakkel, g

  1. fakkel, toorts
Afgeleide begrippen

Verwijzingen


Noors

Uitspraak

IPA: / ˈfɑkəl /

Woordafbreking
  • fak·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Fackel, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord facula (= kleine fakkel) komt en de verkleinvorm van fax (= fakkel) is
Naar frequentie 33657
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fakkel     fakkelen     fakler     faklene  
genitief   fakkels     fakkelens     faklers     faklenes  

Zelfstandig naamwoord

fakkel, m

  1. fakkel, toorts
Afgeleide begrippen


Nynorsk

Uitspraak

IPA: / ˈfɑkəl /

Woordafbreking
  • fak·kel
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Fackel, dat van het Latijnse zelfstandige naamwoord facula (= kleine fakkel) komt en de verkleinvorm van fax (= fakkel) is
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fakkel     fakkelen     faklar     faklane  

Zelfstandig naamwoord

fakkel, m

  1. fakkel, toorts
Afgeleide begrippen